Door: Geert van der Meulen
“IJshockey is mijn leven” zegt de 74-jarige Ivan Kocanda met lachende ogen. De in 1947 in Praag geboren Kocanda zegt het met overtuiging. Hij heeft in heel Nederland naam gemaakt als opleider van jonge talenten en wordt door veel ijshockeyliefhebbers op handen gedragen. Meer dan 50 jaar geleden kwam hij als vluchteling uit het toenmalige Tsjecho-Slowakije via Duitsland en Zuid-Afrika naar Nederland. Ivan was actief voor veel Nederlandse clubs, maar het overgrote deel van zijn trainerscarrière speelde zich af bij Flyers in Heerenveen. In die laatste plaats woont hij met zijn gezin al meer dan 25 jaar vlakbij Thialf en viert hij dit seizoen zijn 25-jarig jubileum.
Ivan meldde zich op zevenjarige leeftijd bij CLTK Motorlet Praha. CLTK betekent ‘Tsjechische Lawn Tennis club’, maar ook ijshockey was een belangrijk onderdeel van de club. Voorwaarde voor lidmaatschap was wel dat je al goed kon schaatsen, want anders werd je resoluut afgewezen. De club was samen met Sparta Praha één van de toppers in het Tsjechische ijshockey en was een kweekvijver waar veel van de grote talenten van het ijshockey gekke land vandaan kwamen. Hij doorliep de jeugdopleiding en werd op 18-jarige leeftijd toegevoegd aan de selectie van het 1e team waarvan Gustav Bubnik trainer was. Bubnik werd ook in Nederland bekend als coach van het nationale team.
Aan de jeugdjaren bij Motorlet heeft Ivan heel veel mooie herinneringen. Hij was immers bezeten van ijshockey. Er werd hard getraind, niet alleen in de winter, maar ook in de zomer. Wie iets wilde bereiken trainde ook zelf thuis. Ivan “Ik weet nog dat ik bijna elke dag zelf bezig was met hardlopen en een halfuur krachttraining met gewichten! In de weekeinden fietste ik 40km naar het weekendhuis van mijn ouders, waar ik bezig was vooral met schieten van een zelfgemaakte schietplank!”. In Tsjecho-Slowakije gold een trainer als een soort godheid waar je veel respect voor had. “Als je niet hard genoeg schaatste kon je een behoorlijke klap met zijn stick tegen je achterwerk krijgen. De broeken waren in die tijd niet zo goed beschermd en dat voelde je dus wel!
Mooie herinneringen heeft hij aan de twee kampioenschappen van Tsjecho-Slowakije die hij in zijn jeugd mocht meemaken. “Ik was 15 jaar en we wonnen het landskampioenschap. Het jaar daarop werden we tweede, maar het seizoen daarna wisten we opnieuw het kampioenschap te veroveren. In een land als Tsjecho-Slowakije was dat een prestatie van formaat. Veel spelers van dat team vierden later triomfen in teams als Sparta Praha”.
Op 19-jarige leeftijd werd hij net als veel andere spelers op die leeftijd naar een legerteam gestuurd. Alles draaide daar om ijshockey, voor Ivan een paradijs. Hij speelde in die tijd voor het team van Dukla Litomerice. Militairen die ijshockey speelden hadden veel voordelen ten opzichte van de anderen. Alles draaide voor hen om ijshockey. “In twee jaar diensttijd heb ik misschien twee keer met een geweer geschoten” lacht Ivan.
Na zijn tijd in het leger keerde hij terug in het eerste team van Motorlet Praha. In 1968 ging hij met dat team naar een trainingskamp in Pardubice, het ijshockey mekka van Tsjecho-Slowakije. Na dat trainingskamp stond een oefentrip naar Rusland op het programma, maar die reis ging niet door wegens de Russische inval. Veel Tsjechen en Slowaken, onder wie veel topsporters, vluchtten in die tijd naar het westen. Onder hen was ook ex-speler van Pardubice en ex-international Jiri Pleticha die ook nog coach van het Nederlands team en Thialf is geweest.
In 1969 maakte hij gebruik van een reis naar Neurenberg om zelf te vluchten. Hij nam afscheid van zijn ouders die hij pas na 10 jaar terug zou zien in Praag. Hij kwam terecht in Zuid-Afrika waar vier teams op één ijsbaan in Johannesburg een competitie vormden. Ivan speelde in een team met Zwitsers, maar er waren ook veel Duitsers en Canadezen actief, vooral spelers die in de winter in Europa speelden. “Het spelniveau was veel lager dan in Tsjechië-Slowakije, want er werd helemaal niet getraind. We speelden twee wedstrijden per week en we verdienden 20 Rand (50 euro) per wedstrijd, wat helemaal niet slecht was! Er werd hard, maar heel vuil en gemeen gespeeld. Ik kan me goed herinneren, dat er bijna elke wedstrijd iemand een blessure opliep en naar het ziekenhuis moest. De tribunes waren wel altijd vol, want het was een show voor de Afrikanen!” herinnert Ivan zich.
Een uitnodiging van goalie Bulejcik die voor Tilburg Trappers speelde betekende voor Ivan de terugkeer naar Europa. “In Tilburg speelden toen al meer Tsjechen, die net zoals ik gevlucht waren. Het was een snelle beslissing en ik nam de eerste boot naar Europa. Ik was net op tijd voor de opening van een nieuwe Pelikaan hal. Een regel bij de Europese Internationale ijshockey federatie was dat gevluchte spelers voor anderhalf jaar werden geschorst. Maar bij Tilburg kregen alle Tsjechen behalve trainer Jiri Pokorny een schuilnaam. Ik heette Koki Sanders, Jiri Petrnousek was George Peters, Jaroslav Tuma was Jerry Maas (speelde later bij Rosenheim), Vaclav Tuma was Vencel Toemen (later bij Keulen en Nijmegen) en Jaroslav Bulejcik heette Bob Budy (later als trainer bij Hannover). De vicevoorzitter van IIHF, de Tsjech Subrt wist ervan, maar hij liet het zo. Jiri Pokorny had wel officiële toestemming van de Tsjechische ijshockey bond om in Nederland te trainen.”
Tilburg was niet het enige team waar Ivan speelde. Na de Tilburgse periode kwam hij ook nog uit voor Utrecht waar hij in het seizoen 1976/1977 trainer en speler/coach was en ook enkele jeugdteams trainde. Hij speelde samen met spelers die hij zelf ook nog had opgeleid waaronder Tony Collard die later ook in het team van Feenstra Flyers furore zou maken. Ook ontmoette hij in Utrecht Henk Brand en Larry van Wieren met wie hij later in Heerenveen nauw zou samenwerken. In Utrecht volgde hij ook veel nationale en internationale trainerscursussen. Zo haalde hij in Duitsland zijn B-licentie ijshockeytrainer. Ook de nieuwe ijshockeyclub Leiden wist hem te interesseren om voor hen uit te komen en zich bezig te houden met de opleiding van jonge talenten.
In 1982 kwam Ivan door een tip van Alex Andjelic, die onlangs in Belgrado overleed aan de gevolgen van Covid-19, terecht in Heerenveen, een club die sindsdien een belangrijke rol in zijn ijshockey leven heeft gespeeld. Flyers was in die tijd het topteam van Nederland, maar aan de jeugd was weinig aandacht besteed. Hij kwam in volledige dienst van Feenstra en kon daardoor 100% van zijn tijd besteden aan ijshockey. “IJstijd is voor alle Nederlandse clubs een probleem. Daarom trainden we al om zes uur in de ochtend en omdat ik in die tijd nog niet in Heerenveen woonde bleef ik vaak slapen in de kleedkamer of bij teamleider Harm Neef en diens vrouw Gepke”. Het was een succesvolle tijd waarin jeugdteams vaak de play-offs haalden en kampioenschappen wonnen. Ook was er in die tijd een uitwisseling met het Tsjechische Poldi Kladno. In die tijd zijn een aantal jeugdspelers doorgedrongen tot het eerste team van Feenstra Flyers.
Na vier mooie seizoenen in Heerenveen keerde hij Friesland weer de rug toe om in Amsterdam de jeugd en het eerste team onder zijn hoede te nemen. Daarna was hij voor een jaar actief in Den Haag, een club die voor Ivan tot de top van de Nederlandse ijshockeyjeugd behoort. Toch bleef hij maar daar maar een seizoen, want voorzitter Theo Koperdraad van de Heerenveense jeugdstichting wist hem over te halen om in 1989 weer terug te keren naar Heerenveen. Flyers wilde het heel anders aanpakken en besloot over te gaan op een Europese stijl van ijshockey. Daarvoor werd voor het eerste team coach Bedrich Brunclik aangetrokken, een Tsjechische ex-topspeler die Ivan uit nog uit zijn eigen jeugd kende. Hoewel het niveau onder Brunclik steeg lukte de doelstelling toch niet en reeds na één seizoen was het Tsjechische avontuur voor Flyers al over. Het Flyers D-junioren team won in die tijd het Nederlands kampioenschap en veel spelers, waaronder Hans Kroon, drongen later door tot het eerste team. In 1991 verliet Ivan Heerenveen om achtereenvolgens aan de slag te gaan bij Groningen, Leeuwarden en de Nederlandse IJshockey Bond waar hij negen seizoenen de zorg droeg voor de Oranje Kadetten en Jong Oranje.
In 1996 keerde hij weer terug als trainer in Heerenveen, nu bij Pelgrim Flyers waarin hij samenwerkte met coach Henk Brand. Gedurende 8 seizoenen trainde hij o.a. spelers als Marco Postma, Brent Janssen, Sander Dijkstra, Dennis Schreur. Aldo van Aalderen, Jaap Kroon en goalie Sjoerd Idzenga die later allemaal het eerste team van Flyers en soms het nationaal team wisten te behalen. Ook twee meisjes, Nadia Zijlstra en Jessica de Graaf, speelden later in het nationaal vrouwenteam. Na die acht jaar kreeg hij een aanbod om het eerste team van Groningen te trainen. Ondanks de goede vooruitzichten eindigde het allemaal in een teleurstelling en vijf jaar lang stopte hij met trainen van ijshockeyjeugd.
Gelukkig keerde hij in 2010 terug als trainer, opnieuw bij zijn oude liefde Heerenveen. Sindsdien is hij ieder seizoen nog steeds in Thialf om de Heerenveense jeugd zo goed mogelijk op te leiden. Het bleef niet bij Heerenveen, want Andries Andringa (oud pupil en speler van Feenstra Flyers) vroeg hem om het eerste team van Capitals Leeuwarden te trainen en te coachen. Voor Ivan was dat een mooie uitdaging, maar niet eerder dan dat hij zeker wist dat het met zijn werkzaamheden in Heerenveen was te combineren.
Wie Ivan bezig ziet met de jeugd (hij traint nu de leeftijdscategorieën U8, U10 en U12) begrijpt het grote plezier dat hij aan ijshockey beleeft. Hij verlangt de volledige aandacht van de jongens en meisjes, maar wil hen vooral bijbrengen dat ze een teamsport spelen en dat ze daarvoor moeten samenwerken. “Het gaat natuurlijk er natuurlijk niet alleen om een goede ijshockeyer te worden, je moet ook begrijpen dat je in een team moet samenwerken met anderen. Dat is niet alleen voor ijshockey belangrijk, maar ook in je verdere leven”. Ivan hoort nog vaak van oudere spelers die hij in hun jeugd heeft getraind dat ze veel aan die trainingen hebben gehad: “Dat doet je dan wat, te horen dat ze niet alleen iets hebben gehad aan de ijshockeytraining, maar dat ze er ook als persoon wat aan hebben gehad”.
Ivan heeft altijd de vorderingen van zijn pupillen nauwgezet bijgehouden. Hij kan van veel spelers nog precies de ontwikkeling laten zien. “Dat is erg belangrijk, de ontwikkeling volgen. Het geeft immers een goed beeld hoe iemand zich ontwikkelt”. Ook houdt hij precies bij hoe vaak een speler niet op de training aanwezig is geweest en na het seizoen wordt dat steevast beloond met een medaille voor de drie spelers die het vaakst aanwezig waren. Hij vindt dat je hard moet trainen als je wilt ijshockeyen. Trainingen overslaan wegens een feestje, verjaardag etc. vindt in zijn ogen geen genade. “Er zijn ook spelers die de zomertraining overslaan omdat ze dat niet belangrijk vinden. Als je zo denkt dan kun je beter stoppen”. Een positief voorbeeld vindt hij een speler die ver weg woont (Zwolle), maar die nooit ontbreekt en altijd door zijn ouders naar de training wordt gebracht.
Toen Ivan naar Nederland kwam waren er maar vier clubs actief in de competitie: Tilburg, Den Bosch, Den Haag en Amsterdam. Aan de jeugd werd niet veel aandacht besteed, zeker niet als je het vergeleek met de situatie in zijn thuisland. “In Praag waren drie ijsbanen in die tijd en in de meeste steden en dorpen had je ijsbanen die aan alle eisen voldeden. Hier in Nederland stond dat allemaal in de kinderschoenen”.
En sinds die tijd heeft Nederland, ondanks de groei van ijsbanen en clubs, de Tsjechen nog altijd niet ingehaald. “Tegenwoordig vind je in Praag wel tien ijsbanen en ook in de rest van het land en in Slowakije is de sport alleen maar gegroeid. Veel steden en dorpen hebben uitstekende ijsbanen”.
Volgens Ivan moet er in Nederland veel meer aandacht komen voor de jeugd die ijshockey speelt. “Hier in Heerenveen zie je dat er veel aandacht is voor hardrijden waarvoor een mooie accommodatie is aangelegd, maar het ijshockey lijkt helemaal niet belangrijk te zijn. Toen ik als speler van Tilburg in 1970 in Heerenveen tegen Thialf speelde zaten we op dezelfde banken die er nu nog altijd staan, meer dan 50 jaar later! De spelers moeten wel aan de boarding gaan staan, anders kunnen ze het spel niet volgen. En dat is nog maar een klein voorbeeld. Ook de trainingen voor de jeugd moeten worden uitgebreid. In Tsjechië trainen jeugdteams elke dag, maar hier is dat beperkt tot 2 à 3 keer per week, dat zou echt moeten worden uitgebreid om ijshockey op een hoger plan te krijgen.” Het is trouwens niet alleen ijstraining die belangrijk is. “Eigenlijk zou je in het seizoen ook één keer in de week in een gymzaal moeten trainen. Driemaal op het ijs en één keer in de gymzaal zou ideaal zijn. In Heerenveen behelpen we ons door ook de tribune te gebruiken voor traplopen etc., maar een echte zaal zou beter zijn”. Verder zou hij graag zien dat Thialf ook in de zomer meer ijs aanbiedt zodat de Heerenveense jeugd net als die van bijv. Tilburg en Den Haag ook in de zomer op het ijs kan trainen.
De huidige Coronapandemie gaf de jeugd van Heerenveen wel een voordeel. Omdat veel oudere teams niet trainden was er voor de jeugdteams meer ijstijd beschikbaar toen zij nog binnen mochten trainen. Wel had de jeugd volgens hem wel wedstrijden kunnen spelen en op het ijs kunnen trainen. In sommige andere Europese landen gebeurt dat ook.
Het is het volgens hem belangrijk goede trainers, liefst oudere spelers met veel ervaring te hebben bij de jeugd. “In Nederland zijn maar weinig spelers die een opleiding tot trainer hebben gevolgd, zelf heb ik in Duitsland mijn B-licentie gehaald. De bond en clubs moeten daar veel aandacht aan besteden. In Tsjechië heb je bijvoorbeeld 200 betaalde jeugdtrainers”.
IJshockey is een moeilijke sport waarmee je niet vroeg genoeg kunt beginnen. Volgens Ivan is de maximumleeftijd 10 jaar. “Soms kun je daar wel van afwijken, vooral als een speler heel goed kon schaatsen. In Tsjecho-Slowakije stonden veel jeugdtrainers soms bij vrij schaatsen te kijken en als ze een jongen zagen die heel goed kon schaatsen vroegen ze hem of hij geen ijshockey wilde spelen”. In Heerenveen zaten vorig seizoen nog veel kinderen in de schaatsklas, volgens Ivan een voordeel, maar ook daar moet je je beperken tot maximaal tien jaar. “De schaatsklas vertoonde wel een stijgende lijn, maar ik denk dat de Corona pandemie daar een negatieve invloed op heeft” vreest hij. Hij is daarom blij met de goede prestaties van het eerste team, UNIS Flyers, dat de laatste jaren veel successen boekte in de BeNe League, de gezamenlijke competitie van Belgische en Nederlandse teams en in de nationale bekercompetitie. Ivan: “De goede prestaties van een eerste team zie je natuurlijk toch terug in de aanwas van de jeugd en dat gaat de laatste jaren erg goed”.
In dat verband zijn ook de ijshockeyscholen of kampen belangrijk die elk jaar worden georganiseerd. Veel ijshockeyjeugdspelers bezoeken die kampen, niet alleen in Nederland, maar ook in het buitenland. “Zelf ben ik betrokken geweest bij tientallen van die kampen. In 1976 organiseerde ik in Den Haag samen met Jean Martin (een Canadees) het eerste ijshockeykamp in Nederland, maar ook in Heerenveen in 1985 organiseerde ik samen met Peter Bol en Hans Dekkers een kamp. Nogmaals, veel trainen als je iets wilt bereiken, ook in de zomer” besluit Ivan.
Zelf denkt hij nog lang niet aan stoppen: “Ik ben er mee opgegroeid en vooral het werken met de jeugd vind ik nog veel te mooi om er mee op te houden. Ik denk dat ik doorga tot ik doodga of echt niet meer kan. Ik ken wel trainers die op hun 80e nog actief zijn, dus wat betreft kan ik nog wel een paar jaar vooruit. Ik ben nu 74, maar ik voel me of ik nog maar 35 ben. Zolang ik plezier heb ga ik door”.